‘Als werkplekbegeleider leren we studenten in feite hoe een werkdag in het onderwijs eruit ziet en wat daarbij komt kijken. Naast het lesgeven brengen we hen ook randvoorwaarden bij, zoals goed op tijd komen, juiste communicatie met collega’s en een kledingstijl die past bij het werkveld.
Op de locatie Alexanderlaan begeleid ik studenten voor het vak Nederlands. Ik bepaal altijd eerst het hun niveau: in welk studiejaar zitten ze en wat kennen en kunnen ze? Welke doelen hebben ze vanuit hun opleiding en wat willen ze zelf leren als persoon? Daarna bouwen we het leerproces stap voor stap op. We bekijken heel goed hoe we de setting veilig kunnen maken. Want als student ga je ineens onderwijs geven, dat is heel spannend. Als werkplekbegeleider zoeken we uit wanneer een persoon er klaar voor is, en zorgen we ervoor dat hij of zij niet voor de leeuwen wordt gegooid, maar wel op het juiste moment het laatste zetje in de rug krijgt … Een paar negatieve ervaringen in het begin zijn moeilijk om te buigen. We laten de studenten daarom beginnen met een kleine instructie van vijf minuten, bijvoorbeeld een oefening uitleggen. Ze begeleiden dan ook het maken van de oefening en beantwoorden de vragen van studenten. Daarna gaan ze wat langer lesgeven.
In principe is wat wij doen: de studenten het kijkje achter de schermen geven dat ze op de hogeschool school niet krijgen. Daar horen ze veel dingen over leerlingen, maar hier krijgen ze het verhaal áchter de leerlingen te horen. Dat moeten ze weten om een goede docent te worden. Ze leren bijvoorbeeld wat ze moeten doen als een student te laat is. Telaatkomen hoeft niet altijd door verslapen of door gebrek aan motivatie te komen: sommige studenten moeten hun kinderen eerst naar de opvang brengen. Anderen brengen eerst broertjes en zusjes naar school, of verzorgen zieke ouders en draaien een heel huishouden naast hun studie. Daar moet je rekening mee houden.
Wij bieden studenten het meest leerzame dat we hen kunnen geven: de praktijk! Om die reden laten we studenten ook verschillende doelgroepen binnen ons mbo zien: bijvoorbeeld niveau 2 en 3, of NT2-onderwijs. Zo kunnen ze ontdekken welke doelgroep er bij hen past.’